Les Comédiens Français in ‘s-Gravehagen 


La Comédie-Française en Les Comédiens Français


Alexis Magitot 1655,  bleef geen Brilleslijper maar kwam bij "la Troupe comédiens du Prince d'Orange"

heatrical performance in a village, by Matthijs Naiveu Museum lakenhal, Public Domain
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Theatrical_performance_in_a_village,_by_Matthijs_Naiveu.

De zeventiende eeuw in Frankrijk is bij uitstek de eeuw van het theater. Het hof van Louis XIV in Versailles en het Louvre musiceerde, acteerde en danste; de overige hoven in West Europa volgden op de voet en probeerden allemaal in hun paleizen, de pracht en praal van het Louvre of Versailles te evenaren. Door Europa reisden meerdere groepen toneelspelers rond. Bij een van deze Troupes komt Alexis Anthoinesz Magito, geboren in 1655 in Ardres, Frankrijk, terecht en wel bij ‘Les comédiens Française  du Prince d ‘Orange ‘ in 's-Gravenhage. Dat betekende een verhuizing van de Duvelshoek in Amsterdam, naar de Hofstad.

Hoe kwam Alexis, brillenslijper van beroep in 1675, terecht bij deze  groep. Er zijn meerdere opties:

  • ‘Les comédiens Française du Prince d ‘Orange ‘ hadden zich in de zeventiger- en tachtigerjaren van de zeventiende eeuw gevestigd in 's-Gravenhage. Zij hadden de Stadhouder als beschermheer en optreden voor hem was de hoofdtaak. Wanneer zij niet nodig waren aan het hof, klusten ze bij door op te treden onder andere  op jaarmarkten/kermissen. De jaarmarkten stonden vol met kramen van handelslieden die hun waren aan de man probeerden te brengen. Ook brillenslijpers boden hun producten aan op de jaarmarkt. Reisde Brillenslijper Alexis Anthoinesz Magito de jaarmarkten af om zijn zelf gemaakte brillen te verhandelen en is er zo contact ontstaan met de Troupe?
    Besloot hij te kiezen voor een vak dat beter paste bij zijn talenten en interesses?
  • Het gezin Magito kwam in Nederland in de toneel- of kermiswereld terecht, toen zij in verband met oorlogsgeweld Pas de Calais verlieten en  als leden van een troupe reizende comédiens naar het Noorden trokken. In Calais was zo'n troupe gevormd en zij waren gespecialiseerd in voltigeren, koorddansen en springers; de Magito specialismen.
  • Vader Anthoine Magitot dit Langlois werkte in Pas de Calais in de troupe die daar rond trok met een programma met koorddansers, voltigeerders en springers. Door de gevechten in de streek viel er voor de troupe niets te verdienen en reisde de troupe naar het Noorden, waar zij ook eerder al eens opgetreden hadden, in Gent.

 

Wat heeft de kermis met toneel te maken?

De kermis uit die tijd zag er anders uit dan de kermis van nu. Er was professioneel toneel verzorgd door rondreizende gezelschappen in, voor dit doel geschikt gemaakte, koffiehuiszalen, kaatsbanen, maneges, stallen of kermistenten. De toneelgezelschappen reizen eveneens het hele seizoen rond en er is geen harde scheiding tussen ‘kermistoneel’ en ‘officieel’ toneel. De rondreizende gezelschappen spelen ook in de vaste schouwburgen of geven aan huis een voorstelling. Verschillende Franse, Italiaanse, Duitse en Spaanse toneelgezelschappen reisden door de Nederland. De  taal bleek geen probleem aangezien in het achttiende-eeuwse toneel, muziek, zang en dans, een belangrijke rol spelen (opera of operette} en omdat het leven in de Republiek, Frans georiënteerd was. Vooral de rondreizende Franse en Italiaanse gezelschappen zijn met hun muzikale kwaliteiten geduchte concurrenten van het Nederlandse toneel.

Toegeschreven aan Antonio Verrio Commedia dell'Arte Public Domain

https://picryl.com/media/komedia-84bcce

Het is bijzonder dat, via de lijn van mijn grootmoeder Willemina Magito, wij in de zeventiende eeuw voorouders hebben gehad die in Versailles en het Louvre musiceerden, dansten en acteerden, als voorouders die min of meer vergelijkbaar werk deden aan het hof van de Hollandse Stadhouder-Koning.

Voor een koning of een prins was het een teken van goede smaak , om net als Louis XIV, acteurs van zijn Troupe, de titel van ‘acteurs van Zijne Majesteit’ of ‘van Zijne Hoogheid’ te geven. In tegenstelling tot de aangetrouwde familie van Pieter Magito, de Bastarons, musiciens du roi, aan het Franse hof van Louis XIV, heeft de Haagse Magito-tak, dat waarschijnlijk niet voor elkaar gekregen

Les Comédiens Français in 's-Gravenhagen

 

In de 17e en 18e eeuw werd het maatschappelijk- en cultureel leven in de Nederlanden, beïnvloed door het Frans georiënteerd hofleven, onderwijs,  letterkunde en staatkunde; in alle rechtbanken van dit deel van het continent, was het Frans de officiële taal geworden. Niet vreemd dus dat Toneel in het Frans gebruikelijk was. Franse acteurs speelden daarom graag in Nederland. Ze kwamen er altijd  terug. Ze vonden er ook welwillende beschermers: de prinsen van Oranje.

Het kleine hof in Den Haag leek in de 17e eeuw wel een Frans Hof. De stad, toen eigenlijk nog maar een groot dorp, was het middelpunt der regering, de vestigingsplaats van buitenlandse gezanten en niet te vergeten de residentie van het huis van Oranje. De prinsen van Oranje spraken even vaak Frans als Nederlands en ontspannen deden ze bij voorkeur bij Les Comédiens Français. Opvallend is dat dit al zo was ten tijde van Prins Maurits, de strateeg met zijn aanleg voor wiskunde en schaken. Maurits had dan ook waarschijnlijk andere redenen, zoals de vele Engelse en Franse rekruten in zijn leger  en het vermaken van zijn hoge buitenlandse gasten, door les Comédiens Français, in de grote zaal van het Oude Hof, nu Paleis Noordeinde .


Het succes, dat de Comédiens aan het hof hadden, was voor hen de reden om hun openbare voorstellingen in Den Haag te hervatten, met toestemming van het Hof van Holland. De Comédiens kwamen uit Gent en Antwerpen naar Den Haag, per boot of met karossen volgeladen met hun professionele en privébezittingen. Vervolgens moest toestemming gevraagd worden aan of het Hof van Holland, indien zij op het terrein van het Stadhouderlijk hof rond het Binnen -en Buitenhof wilden optreden;  in andere gevallen was het aan de Magistraat van Den Haag  om toestemming te verlenen.

Er is een verhaal bekend vanuit Leiden, van wat een van de eerste verzoeken moet zijn geweest:
Op de tweede mei 1513 beklom een uitheems geklede man, met zwierige gebaren, de trappen van het Leidse stadhuis, en meldde zich bij overheid aan, om toestemming te verkrijgen om in de sleutelstad treurspelen en blijspelen in het Frans op te voeren. Deze toestemming werd hem direct verleend. De verzoeker was dan ook niet de eerste de beste, zo blijkt uit het besluit, waarbij burgemeester en schepenen hem verlof verleenden. Het besluit luidde:
 ‘Die van den geregte hebben Mr Valleran met syne consorten op haer . versouck ende de recommandatie van Syn Excellentie toegelaten alhier hare tragediën ende comedien te mogen spelen ende verthonen mils haer ’t haren coste voorsiende van een bequame plaetse ende voor de Armen alhier betalende eene som van 25 gulden van grooten ’t stuck. Actum den tweeden Meye 1613.’

Valleran Le Conté, was de beroemdste Fransche acteur van zijn tijd, de potsenmaker van het Hotel de Bourgogne.

 

Het eerste spoor van de Comédiens Français in de Hofstad gaat terug tot 29 Juli 1605  toen de Baljuw werd gevraagd een einde te maken aan  ‘ ’t spelen van eenige Franchoysen hier in Den Hage en voorts gelijke spelen niet meer toe te laten zonder kennisse van den Hove.’
Deze Troupe werd slachtoffer van een wedijverend Hof van Holland en de stedelijke Magistraat. Waarschijnlijk hadden ze de verkeerde instantie, het burgerlijk gezag, benaderd voor toestemming om te spelen, op terrein vallend onder het Hof.
Er zijn ook problemen bekend die ontstonden door het gedrag van de Troupe. Een voorbeeld hier van is  dat ‘de Fransche troupe zich in 1722 wederom ‘verstout had’ met zijn tent tot na de kermis te blijven staan en zo oneerlijk concurreerde’. De zaak werd door de magistraat ernstig opgevat...

Waar werd opgetreden?
Wanneer de toestemming binnen was,  moest er een zaal gezocht worden en daarvoor waren er meerdere opties.
Tot ca 1650 hadden ze de keus tussen twee zalen,

  • de manage van de prins op het Buitenhof: de Pikeerschuur / Piquerie
  • de daarnaast  gelegen, in 1624 gebouwde Kaatsbaan (Jeu de Paume).
    In 1646 werd als op eerste kaatsbaan in Den Haag aan het Buitenhof een tijdelijk toneel geïnstalleerd

Aan den zuidkant van het Buitenhof lag de Pikeerschuur van de Stadhouder, in het eind zestiende eeuw gebouwd, op verzoek van Maurits. Het was een loods van baksteen, van één verdieping, die licht kreeg door 10 vensters, twee in de voorgevel, vier aan iedere zijde. Het Gebouw was 112 voet lang en 32 breed. De kaatsbaan, in 1624 gebouwd, grensde aan de Pikeerschuur.
De Pikeerschuur  werd gebruikt als stal, maar er vonden regelmatig theatervoorstellingen plaats. tijdens de zeventiende eeuw. In 1697  werd het gebouw uitgerust met theatrale machines.

 

Om op te mogen treden in de schuur, die eigendom van de Prinsen van Oranje was, moest toestemming gevraagd worden aan de Staten van Holland. Het theater was in gebruik door Les Comédiens Français, die lange tijd  de Prins van Oranje als beschermheer hadden. Nadat ze de Pikeerschuur of de Kaatsbaan gehuurd hadden, moesten de comédiens er een toneel in laten bouwen. Om hun voorstellingen aan te kondigen, lieten ze soms een roffel slaan. Gewoonlijk telden die reizende troepen 10 of 11 acteurs, soms hadden ze ook een decorateur hij zich.

 

 

Pikeerschuur gezicht op het Buitenhof, links het Stadhouderlijk Kwartier Uiterst rechts de Pikeerschuur, 
met naast de trap een verlaagde deur. Daarnaast staat het gebouw van de Hoofdwacht
https://haagsgemeentearchief.nl/mediabank/beeldcollectie/detail

Het enige andere theater, vanaf 1670, in de stad dat was uitgerust voor opera, was de kaatsbaan van Van Gool,  aan de Casuariestraat, bij de Vijverberg, aan de andere kant van het Binnenhof. Het theater, aan de noordkant van de Casuariestraat, lag op de grens van het grondgebied van het Hof van Holland; de zuidkant viel onder het gezag van Den Haag. Al in 1682 werd Van Gools theater de favoriete locatie voor reizende operagroepen. Rond 1700 was het uitgebreid, verbouwd en uitgerust met loges.

 

De Kaatsbanen van Den Haag

Cees de Bondt schreef in Holland Historisch Tijdschrift over de Kaatsbanen in Den Haag en omdat er nogal wat tegenstijdige en vertroebelende informatie bestaat wat meer hier over. Er waren in dei tijd vijf Kaatsbanen waar Jeu de Paume werd gespeeld een voorloper van tennis. Een aantal in eigendom van de prinsen, anderen in particuliere handen en in de Casuariestraat zaten er dus twee en dat zal de tegen strijdige informatie veroorzaken.

1593 Lange Poten, Noord-zijde
1605 Buitenhof, Zuide-zijde. naast de Pikeerschuur in eigendom van Maurits.
        Volledig herbouwd in 1667
1614 Bleyenburg, hoek Casuariestraat. In 1688 vestigde hier zich de Franse Opera
1622 Lange Houtstraat, Oost-zijde. Vanaf 1638 was dit een schermschool
1628 Casuariestraat, Noord-zijde.


Vanaf drie augustus 1708 zat aan de Noordzijde van de Casuariestraat de Franse Comedie, waartoe Alexis Magito behoorde. Zij huren het kaatsgebouw van Pieter Nicolaas en David Noblet voor 750 gulden per jaar. De kaatsbaan wordt omgetoverd tot een knus theatertje.

Begin 18e eeuw bleek het niet meer mogelijk de baan aan kaatsspelers te verhuren. De belangstelling voor het spel binnen, veranderde langzaam in spelen buiten. De loge die jarenlang gestaan had in deze kaatsbaan aan de Noordzijde wordt over een afstand van enkele tientallen meters vervoerd naar de overzijde van de Casuariestraat, om daar wederom in een kaatsbaan te worden opgebouwd.

Zeventien mei 1766 tenslotte wordt de laatste Kaatsbaan, ooit van Maurits, gesloopt

 

Kaatsbaan Joueurs de paume dans la première moitié du XVIIe siècle. Public Domain
http://commons.wikimedia.org/

De Casuariestraat: In 1614 gaf de VOC een casuaris cadeau aan prins Maurits. Het dier kreeg een plekje in de stadhouderlijke stallen. Een casuaris is een grote loopvogel, die voorkomt in Nieuw-Guinea en Australië.  In 1623 stond er in de Sterlingstraat een herberg ‘De Casuaris’ die een niet al te beste naam had, waarschijnlijk ging het hier zelfs om een bordeel. De straat is omgedoopt naar Casuariestraat, vermoedelijk naar deze herberg.

 

De Toneelspelers onder bescherming van Maurits reisden ook door andere Europese landen. Als de reizende comédiens Den Haag verlieten, bleven zij, als een wapperende pluimbos op hun verkleurde hoeden,  de titel van „comédiens du prince d ‘Orange’ voeren. Onder deze naam was de Troupe zo bekend geworden, dat er zelfs in een boek over geschreven werd.

Marten_Pepijn_Bal aan het hof in Brussel Public Domain_-_WGA17161
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Marten_Pepijn_-_The_Ball_at_the_Court

Na het overlijden van Maurits oudste broer, Philippe Willem, in februari 1618, was het Stadhouderlijk hof in rouw, en toneelspelen was niet aan de orde. De troupe van Maurits van Oranje verliet Den Haag en vertrok naar Nantes waar de troupe optrad voor de adel en de Statenvergadering. Nantes is enthousiast blijkt uit een brief van Mademoiselle Henriette Rohan aan de Duchesse de Trémoille (Charlotte Brabantina van Nassau):

‘We hebben er zeer goede comedianten gezien, die zich die van Uw broeder noemden (Maurits). Ze zijn zeer fatsoenlijk, daar ze geen enkel lelijk woord zeggen, niet alleen in onze tegenwoordigheid, maar ook in de stad, naar men mij meedeelde.

Hôtel de Bourgogne

Omdat de troupe van 1622 tot 1629  ook optrad  in de belangrijkste schouwburg van Parijs, het Hôtel de Bourgogne, werd zij ook deel  van de  Franse toneelgeschiedenis. Die schouwburg, het eigendom van een vereniging van gewone handwerkslieden, werd in het begin der 17de eeuw bespeeld door buitenlandse troepen en door de beroemdste Franse troepen.  De in het Hôtel de Bourgogne optredende troepen werden de grootste concurrenten van Molière, en zijn Comédiens du Roy’.


Hôtel de Bourgogne Pierre-Alexandre Wille -1767,
London, MacMillan, Public Domain
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:H%C3%B4tel_de_Bourgogne 


Toen in 1622 de Comédiens du Prince d ‘Orange, onder aanvoering van de beroemde Montdory, de zaal huurden van de Confrères, en ze door het succes aangelokt, in de volgende jaren er weer optraden (waarschijnlijk in een totaal andere samenstelling), was het gevolg een hevige ruzie met de Comédiens du Roi. De Troupe van de Koning blokkeerde de ingang van het Theater door voor de deur te gaan spelen, waardoor het publiek niet naar binnen kon om hun concurrenten te zien. Het leidde tot een ingrijpen van het Parlement in Parijs.

In 1625 overleed Prins Maurits. De Troupe verloor hun beschermheer en het Hof was in rouw. Les Comédiens verhuisden naar Parijs en huurden weer het Hôtel de Bourgogne. Frederik Hendrik volgde zijn broer als Stadhouder op. Frederik Hendrik was geïnteresseerd in kunsten en wetenschappen. Met zijn vrouw Amalia van Solms slaagde hij erin, hun Hof tot een van meest aantrekkelijke van Europa te maken. De zalen van hun paleizen konden, wat pracht en praal betreft, wedijveren met buitenlandse vorstelijke woningen. Frederik Hendrik en Amalia gaven schitterende feesten, toneelvoorstellingen, maskerades, bals, toernooien, ringstekerijen, kaatswedstrijden en wedrennen.

Februari 1638, ter gelegenheid van het huwelijk van Johan Wolfert van Brederode, heer van Cloetinge, Haeften en Herwijnen, met Louise Christina van Solms, Amalia's zus, leek het Haagse hof wel het Louvre van Lodewijk XIV. Na de inzegening van het huwelijk liep de stoet bij het licht van fakkels en onder trompetgeschal naar het Oude Hof, aan het Noordeinde.

La troupe des Comédiens du Prince, was weer terug uit Parijs en trad na het diner op. De prins was zeer tevreden over zijn Comédiens en betaalde hen goed.  De troupe gaf niet alleen voorstellingen voor het Hof maar ook voor burgers van Den Haag.

 
In de tijd van Frederik Hendrik en zijn  opvolgers trad de troupe ook op in Huis Honselaarsdijck, het buitenverblijf van de Oranjes. Het is daar waar ten tijde van Frederik Hendriks kleinzoon Willem III, documenten werden opgemaakt waaruit voorvader Alexis Magito's betrokkenheid bij Les Comédiens Français gebleken is. Ongetwijfeld werkte Alexis ook in Den Haag, waar de meeste van zijn kinderen geboren werden

 

 

Uit het boek Huis Honselaarsdijk:
De prins had het vooroordeel van onze streng Calvinistische bevolking tegen het toneel ontzien, maar prins Willem stoorde zich daar minder aan. In 1648 schonk hij aan een Engelsch tooneelgezelschap, dat hier voorstellingen gaf, 500 gulden, en in hetzelfde jaar liet hij een Franschen troep overkomen, dien hij voor goed aan zich verbond. Als vergoeding voor reiskosten kregen zij 2500 gulden, terwijl hun een jaarlijksch subsidie van 6000 gulden werd toegelegd. Zij gaven voorstellingen in de zoogenaamde Pikeurschuur of Kaatsbaan op het Buitenhof.

Stadhouder Frederik Hendrik ( 1584-1647) liet  zijn Comediens du Prince  d' Orange op feestdagen onder meer in de Pikeurschuur, zijn manege op het Buitenhof, optreden. Het nieuwste Parijse repertoire  werd er gespeeld, tot groot ongenoegen van de Haagse  predikanten.
Kort na de première in Frankrijk kwamen de opera's al naar Nederland. Het Hof en de Haagse elite had nauwelijks belangstelling  voor Hollands toneel; het Franse toneel liet meer spektakel zien. Aan het begin van de achttiende eeuw bestond het avondvullende programma uit een toneelstuk, een opera en ballet. De acteurs moesten dan ook kunnen zingen en dansen.

Tussen 1640 en 1648 zijn er geen sporen van de Troupe van de Prins van Oranje in ons land te vinden. Wel waren er Franse acteurs, die zich comedianten  van den Prins noemden in Narbonne, in Languedoc.

In 1626 werd zoon Willem, van Frederik Hendrik en Amalia geboren. Willem II werd slechts vierentwintig jaar, maar had zich niet populair gemaakt bij de bevolking. Maart 1647 werd hij Stadhouder en net als zijn vader hield hij van een schitterend Hofleven.  Willem II was dol op toneel; de buitenlandse gezanten klaagden erover, dat ze hem, om staatszaken te bespreken, bijna altijd moesten zoeken in de comédie en wel voornamelijk in de Franse schouwburg. De hevig protesterende Kerkenraad kreeg Willem II ook niet zo ver te stoppen met de voorstellingen. Veel geld gaf Willem II uit aan reiskosten en subsidies voor de Troupe. De echte reden voor Willems enthousiasme voor de troupe, heette Madame de la Barre, een actrice van de troupe.
Willem II 's zoon werd geboren in 1750, acht dagen na het overlijden van  zijn vader. Willem II danste niet alleen  graag maar had ook enkele staatsgrepen beraamd. Het kwam goed uit dat Willem III hem niet direct op  kon volgen en voor de zekerheid werd  op initiatief van Raadspensionaris  Johan de Wit in 1654 in de Acte van Seclusie vastgelegd dat er nooit meer een Oranjetelg tot stadhouder zou worden benoemd.

Na  het overlijden van Willem II in 1650 vertrok de troupe uit Den Haag, richting Brussel. Een paar jaar later heet de troupe de 'Comédiens van de koningin van Zweden'. Christina van Zweden deed in 1654 afstand van de troon en ging reizen, vergezeld door edellieden, in plaats van hofdames.  Hier en daar gaf Christina een voorstelling waaraan de voormalige comédiens  van Willem II meewerkten.

In 1660 lijken de  ‘comedianten van de Koninginne van Sweden’  de ‘comedianten van Mademoiselle d ‘Orléans’ te zijn geworden. La Grande Mademoiselle, een nicht van Louis XIV, was  een groot liefhebster van toneel. In 1660 zijn de „Comedianten van de hertogin van Orleans’ tijdelijk in Den Haag en huren de kaatsbaan op het Buitenhof, voor f 7.10 per dag.

Er wordt ook een contract gesloten met den timmerman Hendrik van Erp. Hij zal de zaal inrichten: 15 banken in het parterre, loges omhoog. Na de voorstellingen in Den Haag keren ze terug naar Parijs en Brussel. Denis Lavoy "comediant van den Doorluchtigen Keurvorst van Keulen”, we komen hem later tegen, treedt twee jaar achter elkaar op, op de Haagse kermis en hij sluit in 1661 een contract af ( Den Haag ONA , notaris W Rietraet 21-4-1661 pag75)

Per boot keert in 1662 de troupe terug naar Den Haag. Schipper Pierre Wauters, vervoert hen met knechts, meiden, kinderen, en bagage voor f 150.-. In 1668 noemt een contract in Den Haag, Abraham een van de Comédiens de la Reine de France. Dit keer huren ze niet de Kaatsbaan maar de  Pikeerschuur. In een brief van Saint-Fvremond zegt deze, dat de comedianten vrij goed zijn voor het treurspel, met uitzondering van een vrouw die ook het blijspel goed speelt; zij hebben een „Tartuffe’ gespeeld, die hem buitengemeen behaagd heeft, „wegens de characters’.
De Troupe reist af naar het Deense hof.

Anthoine en Marie Magitot zijn inmiddels vertrokken uit Ardres en hebben zich in Amsterdam gevestigd. Anthoine zou ook met een van deze troepen begin jaren zestig van de zeventiende eeuw naar Nederland gekomen kunnen zijn.

1672 ‘de regering radeloos, het volk redeloos en het land reddeloos’

 In 1671  zijn de „Comedianten van mijnheer den Dauphin  van Frankrijk nog in Den Haag. In 1672 echter verandert alles. Louis XIV en zijn Engelse collega , gesteund door dat Duitse staten, zijn op oorlogspad en vallen de Nederlanden binnen. Het jaar gaat de geschiedenis in als het Rampjaar.
Het rampjaar duurde ongeveer 17 maanden. Banken, scholen, winkels, rechtbanken en schouwburgen werden gesloten. Voor toneelvoorstellingen is geen animo meer en de Kerkenraden maken snel van de gelegenheid gebruik, om een verbod op toneelvoorstellingen er bij het stadsbestuur door te drukken en daarmee zijn Les Comédiens  Français ongewenste gasten geworden.

Over Stadhouder-Koning Willem III moet wat meer verteld worden omdat aan zijn naam belangrijke gebeurtenissen verbonden zijn. Ondanks de in 1654 in de Acte van Seclusie vastgelegde afspraak, dat er nooit meer een Oranjetelg tot stadhouder zou worden benoemd, werd in 1672 Willem III  tweeëntwintig jaar later, in het rampjaar, Stadhouder.  Immers de regering was radeloos, het volk redeloos en het land reddeloos en men dacht dat alleen een Prins van Oranje de orde kon herstellen. Willem III werd uiteindelijk gezien als de redder van de Republiek.
Johan en zijn broer Cornelis de Wit betaalden de hoogste prijs voor hun beleid. De vrede werd bezegeld met een huwelijk tussen Willem III en Maria Stuart II, het nichtje van de Engelse koning. In 1685 werd May Stuart de Engelse troonopvolger, nadat haar Katholieke vader Jacobus daar aan de macht was gekomen. Willem III, die het al  niet zinde dat Jacobus Katholiek was, in verband met mogelijk samenzweren met Frankrijk tegen de Republiek, werd door edelen benaderd met een verzoek. Het verzoek was, hen te helpen zijn Katholieke schoonvader af te zetten. Willem III ging in op hun verzoek en stak in 1688 met 250 schepen het Kanaal over, om de Engelse koning te verjagen. Jacobus vluchtte zonder veel bloedvergieten naar Frankrijk. 
Willem en Mary werden King William and Queen Mary. La Troupe du Prince d ‘Orange veranderde weer van naam en werd La Troupe du Roi Brittanique.

In 1690 bereidde de verdreven Jacobus, een slag bij Boyne voor die hij verloor. Door de protestantse Ieren worden nog elk jaar op 12 juli Oranjemarsen houden. Veel en langdurig uitgesteld bloedvergieten was het gevolg van deze actie van Stadhouder Willem III.

Het Franse Karakter van het Hofleven, zoals dat er was onder Frederik Hendrik  en Amalia & Solms en Willem II & Maria Henriette Stuart, kon niet meer bestaan onder Willem III. Dat had niet alleen te maken me de oorlog met Frankrijk, maar was ook een gevolg van zijn anti-Franse politieke opvoeding  door  Raadpensionaris Johan de Witt.

Pas in november 1678  tekent Jean du Bocage, die zich „Comédien de S. M, la Reine de France’ noemt, en tijdens de vredesonderhandelingen te Nijmegen was opgetreden, een contract met den timmerman Pieter van Reussen, om in de Pikeerschuur weer een theater te bouwen. Veel meer is over deze troupe comédiens ook niet bekend.

De Nederlandse comedianten, onder leiding van Jean Baptiste, vreesden de concurrentie van  Franse comédiens  zeer.  Toen zij van de burgemeesters op 10 oktober 1678 verlof hadden gekregen te spelen, tegen betaling aan de armen van f 200 , beloofden ze 29 november nog f 200  te  storten, onder voorwaarde dat hun Franse concurrenten hun geen schade deden.

 

Er is een briefwisseling bekend tussen Susanne en haar broer Christaan Huygens waaruit blijkt dat de concurrentie te groot is voor de Nederlandse comedianten. Suzanne schrijft in januari 1679:
we hebben hier een groep Franse cabaretiers die de laatste tijd behoorlijk goed zijn geweest en die tijdens de lange winteravonden geweldig entertainment bieden aan de dames en galans. Jean Batist in grote jaloezie en wat hij ook doet soo hebben van Fransse de Bovensang, en er komen maar heel weinig mensen naar zijn huis.

Een vijftal panden aan de zuidzijde van het Buitenhof; het middelste is de Hoofdwacht; rechts ervan het pand waarin een lage deur
die ooit toegang gaf tot de achter het Buitenhof gelegen kaatsbaan en piqueerschuur Lier, Gebrs. Van .Kl. B 317
https://haagsgemeentearchief.nl/mediabank/beeldcollectie/detail ingekleurd

De Troupe speelde vanaf 1678 in de Pikeurschuur of Picquerschuur op het Buitenhof.  We zitten inmiddels in de periode dat de geboren Fransman en in Nederland opgegroeide en ongetwijfeld goed Frans en Nederlands sprekende Alexis Magito, met Margueritte Stampaert van Amsterdam naar Den Haag verhuisd was en terecht kwam bij de Franse toneelgroep. In 1684 heb ik Alexis ’Magitto's’ naam voor het  eerst in verband met ‘la troupe du Prince d ‘Orange’ gezien. Alexis was toen 29 jaar oud en waarschijnlijk vader van minimaal twee zonen.

Eind jaren zeventig van de zeventiende eeuw hadden niet alleen de Nederlandse Komedianten maar ook de Fransen comédiens hun problemen en wel met de personele bezetting en de troupe ging in Frankrijk op zoek naar goede acteurs.

Het daarop volgende jaar is ‘la troupe du Prince d ‘Orange’ terug in Den Haag en volgens Susanne Huygens waren er goede acteurs in dienst gekomen. Objectief gezien lijkt dat juist, want bij Notaris Ennis werd op drie december de beroemde toneelspeler Guillaume Marcoureau,  Sieur de Brécourt, aangenomen, waarschijnlijk als artistiek leider. Een acteur over wie Louis XIV zei, dat  hij stenen kon doen lachen. Ook aangenomen werden de al eerder genoemde Denis Lavoy en François Du Périer; de laatste volgde in 1681 Brécourt op als ‘maître de la Comédie de Son Altesse’ *.  Guillaume Marcoureau, spelende onder den naam van Brécourt, trad in 1673 voor 't eerst als acteur op in Maastricht. Om iets te weten te komen over het niveau van de Troupe waarvoor Alexis werkte is het nodig meer te weten te komen van onder andere Brécourt en Du Périer. 

*Son Altesse= Zijne  Hoogheid

Guillaume Marcoureau dit Brécourt Public Domein
https://commons.wikimedia.org

Wie was Brécourt?

Er zijn meerdere verhalen die op details niet overeenkomen met wat terug te vinden is in de Nederlandse bronnen en met wat vermeld staat op de  website van de nog steeds bestaande Comédie Française waar het gaat om zijn verblijf in Maastricht en in Den Haag. Ik ga de Nederlandse jaartallen aanhouden.

Brécourt kwam uit een ‘goede’ familie. Volgens La Comédie Française was hij een zoon van acteurs; was hij naast acteur ook auteur . Hij sloot zich in 1662 aan bij de groep van Molière.  In 1664 verhuisde naar het Hôtel de Bourgogne.  In 1674 bracht hij hulde aan Molière in een toneelstuk getiteld L'Ombre de Molière.


Er is een avontuur dat hem beroemder maakte dan de toneelstukken waarvan hij de auteur is. Tijdens de jacht in Fontainebleau, in aanwezigheid van Lodewijk XIV,  werd hij aangevallen door een woedend wild zwijn en schakelde dat met zijn degen uit. Louis XIV zou hem gevraagd hebben of hij niet gewond was, en zei nog nooit zo'n krachtige zwaardaanval te hebben gezien. Toen hij op de weg naar Fontainebleau, een koetsier doodde, was Louis XIV minder te spreken. Brécourt vluchtte  voor Louis XIV naar het buitenland. Hij ging eerst naar Rome, toen naar Venetië. In 1673 trad hij op in Maastricht en sloot zich eind jaren zeventig waarschijnlijk  aan bij Les comédiens Français van de Prins van Oranje in Den Haag. Brécourt sprak het Nederlands vrij goed dankzij een eerder verblijf in Nederland. Brécourt verlangde echter naar het moment waarop hij naar Frankrijk zou kunnen terugkeren. Toen het hof van Louis XIV een ​​persoon zocht, die zijn toevlucht had gezocht in Nederland,  bood Brécourt aan te willen proberen die persoon naar Frankrijk te krijgen. Het plan werd goedgekeurd maar mislukte,  waarop Brécout Nederland moest ontvluchten zoals hij Frankrijk was ontvlucht voor de Koning. Volgens Project Gutenberg zou het incident met de koetsier en  het zwijn in 1658 plaats hebben gevonden.

Brécourt keerde in 1682, na gratie van Louis XIV, terug naar Frankrijk en werd door Louis  XIV aan het ‘Maison de Molière’ de Comédie-Française  verbonden. Voor zijn dood, in 1688, ondertekende Brécourt een acte waarmee hij afstand deed van het beroep van acteur. De kerk eiste dit van acteurs, wanneer zij  tenminste op een christelijke manier begraven wilden worden, anders werden zij, automatisch, geëxcommuniceerd. Brécourt, een goed acteur, een meer dan middelmatige auteur, overleed ten gevolge van een gescheurd bloedvat tijdens een optreden in zijn komedie Timon.

François Du Périer of Dumouriez du Périer, zoals zijn echte naam was, volgde Brécourt op als directeur der „Comédiens du Prince d ‘Orange’.  Dankzij  het publiceren in Mercure Burlesque van een schandaal rond Du Périer  dreigde voor hem ‘ Le Spinus' (het Spinhuis). Als  succesvol lid van la Comédie Française lijkt  Du Périer  de kranten niet te hebben gehaald. Meer dan een Lakei , onder de bijnaam ‘Provençal’ bij Molière, die soms een rolletje kreeg, zou hij bij de troupe van Molière ook niet geweest zijn. NB Brécourt was de oom van de vrouw van Du Périer.
Du Périer was in 1683 nog in Den Haag. Na betalen van f 2500 door de Prins kon hij uit de Hofstad vertrekken.  In 1685 was Du Périer bij de begrafenis van Brécourt, in 1705 verliet hij het toneel. Toch staat er in Parijs nog ergens zijn naam op een muur. Du Périer introduceerde in Frankrijk  de brandbluspomp en bedacht  de brandweer van de stad Parijs. Dit dankzij een uitvinding van Jan van der Heijden, die hij in de Nederlanden had gezien. In 1716 werd door de Koning benoemd tot ‘Directeur-général des Pompes incendie’.  In 1723 stierf de lakei van Molière, rijk en geëerd, in het Hotel des Pompes. Zijn naam staat nog vermeld in de hoofdkazerne van de brandweer te Parijs, Rue Blanche.

NB een Pierre Du Périer was peetvader van de Marie, dochter van Alexis geboren in 1680

 

Van de comedianten die na Du Périer optraden in Den Haag weten we niet veel; meer dan een subsidie van Fl. 1000. Is er niet bekend. Toch trok hun spel veel publiek. Maar wat we weten leek even voor Magito-nakomelingen van belang. Er bestaat een lijst met besluiten op aanvragen om op te kunnen treden. Op die lijst staat na Du Périer ene Alexander Maggito, comédien Français. Samen met collega Gilbert Garaginiar, zouden zij 22 februari 1684 bij de notaris zijn geweest in verband met een aanvraag om te kunnen spelen.

 De  datum van notariële acte is bekend; de opsteller noemt niet de notaris en de uitkomst van het besluit, ‘ want daar doet iemand anders onderzoek naar’. Er waren zo'n 60 mogelijke dossiers van notarissen om te raadplegen. Ik kwam uit bij notaris Beecqman omdat Alexis deze al kende van een akkefietje van de zoon van een van de acteurs van de troupe.  Helaas bleek het niets nieuws op  22 februari 1684, het was de al bekende acte van het akkefietje en het document had  niets te maken met een permissie om te spelen.

In Alexis tijd, in 1682, kwam de opera naar Nederland. De Prins en Prinses van Oranje woonden soms een voorstelling bij. Charles Martinelli vraagt in rond 1683 de Magistraat van Den Haag verlof om een jaarlang operavoorstellingen te mogen spelen en een uitsluiten van elke andere aanvrager. De reden dat hij dit vraagt heeft te maken met de grootte van zijn troupe: minstens 30 acteurs en musici waardoor de kosten aanzienlijk hoger zijn dan voor een toneelgezelschap. Voor de opera werd gebruik gemaakt van een andere zaal, de kaatsbaan van Pieter van Gooi in de Casuariestraat.

Toentertijd was er ten minste ook nog een comédie troep. de ‘Comédiens de Sa Majesté Britannique’. Ook deze troep, zoals bijna alle andere voor hem, had veel moeilijkheden met de Kerkenraad der Gereformeerde Kerk. In de strijd met de kerk vonden de comédiens steun van de prins, in de vorm van bezoeken en zijn subsidies.  Gaétan de Romagnésy, zijn vrouw Marianne Richard en  dansmeester Antoine des Brosses waren lid van deze groep. Alexis Magito hoorde hier waarschijnlijk ook toe.  Alexis had, nog andere talenten en kreeg managementtaken; hij had toezicht op de gehele inventaris van de Troupe, die eigendom was van de Koning-Stadhouder. Hij had daarvoor een aanstelling van het hof, opgenomen in het ordonnanceboek 1703 in het archief van de Staten Generaal. Eerder vond ik het boek met een opmerking dat het alleen in te zien was in de studie zaal. Het boek dacht ik nu gescand gevonden te hebben, maar toch is het stuk daar niet te vinden. Naast verantwoordelijk voor de inventaris was Alexis  blijkbaar aanspreekpunt/ een vertrouwd persoon bij problemen.


Misschien was Alexis niet het grootste acteertalent maar hij lekt net als zijn zoons en kleinzoons een goede organisator van het geheel te zijn geweest. Bij problemen van acteurs ging Alexis mee naar de notaris. Gezien de artistieke / muzikale begaafdheid van zijn kinderen en kleinkinderen, en wat in de jaren daarna volgde, kan ik hem ook fors onderschatten op artistiek gebied.
Alexis was betrokken bij de organisatie van de Troupe minimaal  van 1680-1703. Wat er na 1703 met hem gebeurde blijft onduidelijk.

 

Het begin van de achttiende eeuw, in de Casuariestraat,  zou het niveau van de regisseurs niet meer de hoge kwaliteit hebben gehad van de jaren daarvoor.

 

De kaatsbaan en de Pikeerschuur waar de Franse Troupe optrad, staan op onderstaande afbeelding links langs het plein, iets boven het midden in de rij panden. De afbeelding is gemaakt vanaf de Mauritstoren van het Binnenhof in 's-Gravenhage; rechts een deel van de Hofvijver. De panden aan het water van de Hofvijver staan er niet meer. In de rij daarachter staat de Gevangenpoort

1825 Uitzicht over het Buitenhof, vanaf het Observatorium op de Mauritstoren. Anton (Chevalier) Howen Haags GemeenteArchief Public Domain
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:1825,_Buitenhof,_The_Hague.

De Troupe speelde vanaf 1678 in de Pikeurschuur op het Buitenhof. De acteurs bleven daar tot 1702 (anderen noemen 1708), en verlieten daarna de Pikeurschuur en gingen naar een Caetsbaan op de hoek van de Casuariestraat. en de huidige Schouwburgstraat, aan de andere kant van het Binnenhof; de kant van het Mauritshuis. Wellicht komt de onenigheid over het jaartal voort uit het opsplitsen van de troupe. Na een onenigheid vestigde een deel van de Comédiens zich aan het Lange Voorhout (huidig nummer 28).

Justus van Effen schreef hierover: ‘de twee benden zeggen zich den oorlog aan. Hier op verdeeld zich den ganschen Haag in twee openbare partyen; men is gedwongen zich openlyk te declareren voor Voorhoutianen of wel Casuaristen. De  huisgezinnen zelfs verdeelen zich onderling; men ziet Mynheer naar 't eene Toneel en Mevrouw baar 't andere ryden’


De Troupe moest ook concurreren met een gezelschap Nederlandse acteurs dat vanaf 1690 in Den Haag en vanaf 1696 ook in Leiden optredens gaf onder leiding van Nozeman en Rijndorp. Dit is het ‘Grote Gezelschap van Acteurs uit de Schouwburg van Den Haag en Leiden’. In 1703 namen zij hun intrek in de Buitenhof Pikeurschuur waar de Franse acteurs enkele jaren hadden gewoond.
De weduwe Noozeman, actrice uit Antwerpen was één van de door Alexis Philippesz en Johannes Alexis Magito gecontracteerde acteurs om met de Italaanse Vertooning rond te gaan reizen.

 

 

Het Haagse toneelleven wordt maar ten dele door het Nederlandstalige toneel bepaald. Het Franse toneel is er toonaangevend. De hofstad is lange tijd de enige plaats met een permanente schouwburg voor Franstalig repertoire. In perioden van onrust of rampspoed, zoals in 1714 gedoe met Frankrijk, sluiten in Den Haag ‘Burgemeesteren en Vroedschap’ de schouwburg voor langere tijd. Mogelijk heeft dit voor Alexis gevolgen gehad.

Sporen van Comediens in Nederland

Jaaroverzicht Leidse register afdracht kermis en toneeltroupen 1753


Aantal bezoekers en aantal voorstellingen worden vermeld

Januari: Franse Commedie uijt den Haag           f 66,14

Februari Duijtse troep Commedianten                f 187,14

Maart Duijtse troep Commedianten                    f 265,11
April Italiaanse Opra Meester  Santo Lapis         f 52,17

Juni Masitot Coordedansers                              f 146,47
Oktober Italaanse opra                                      f 137,33

 

Masitot = Pieter  Magito .


StadsArhief Leiden,
Leidse register afdracht kermis en toneeltroupen 1753

Théâtre Royal Français de la Haye, 's-Gravenhage

Ooit was de Koninklijke Schouwburg  het grootste operahuis in het land en bijna nergens in Europa kon je zoveel Franse opera’s bewonderen als in 's-Gravenhage en dat dankzij het Théâtre Français de la Haye, de kroon op een lange Haagse toneeltraditie.

In de zeventiende en vroege achttiende eeuw speelden rondreizende troupen Franse stukken in kaatsbanen en ‘pikeurschuren’ (maneges). De Troupe van Alexis Magito vertrok naar de Casuariestraat waar in 1702 de eerste voorstellingen plaatsvonden. Het was, volgens het Jaarboekje van Die Haege uit 190014, een  vrij armoedig gebouw waar de elite van Den Haag de voorstellingen bezocht. De Theaterzaal die vrij klein was, zag er in de dagen na de Revolutie niet smaakvol uit. Het toneelscherm was een potsierlijke vertooning, wegens de daarop geschilderde symbolische voorstelling  van het altaar der liefde, waarover plompe cupido's fladderden, terwijl de daarbij behoorende gratiën, als lobbesachtige meisjes met bolle wangen en vlaskleurig haar stonden afgebeeld. De middelste loge , voorheen van de Stadhoudelijke familie  was in die dagen bestemd voor de Leden van het Uitvoerend Bewind.

De middenste loge, die voorheen aan de Stadhouder­lijke Familie behoorde, was nu bestemd voor Leden van het Uitvoerend Bewind. Zij muntte door grooten eenvoud uit. De deur was aan de buitenzijde van een gewoon stuk papier voorzien, waarop geschreven stond: ,,La Loge du Directoire Batave". Een logeplaats kostte f 2. - en de prijs der andere zitplaatsen naar evenredigheid. Doch de bekrompen in­komsten maakten dat men voor geen voldoende verlichting kon zorgen. Zoodra de muziekanten na afloop eener acte hun plaatsen verlieten doofde men de kaarsen van het orchest zorgvuldig uit om ze bif hun terugkomst weder aan te steken. Wel een armoedige toestand voor een schouwburg die zich in een groote stad zocht staande te houden!

Locatie: De stallen van Ritzenthaler, stalhouder, tegenover Blijenburg, hoek Comediestraat, vormden het vroegere Theatre Français.

Ten tijde van het stadhouderschap had de comedie goede dagen gekend. Een kleine eeuw later  kwam er om de hoek van de Comedie  een nieuw theater aan het Korte Voorhout.

De Koninklijke Schouwburg aan het Korte Voorhout, Paulus Lauters, ca 1850, collectie HaagsGemeentearchief
https://haagsgemeentearchief.nl/mediabank/beeldcollectie/detail/911838bf-311c-4f8d-9c83-4cba4309ed2f/media/055cf23c-5818-4112-b95e-8df7e8454f92

Théâtre Français; De hobby van Koning Willem II

Karel Christiaan van Nassau-Weilburg, de zwager van stadhouder Willem V, had daar een, klein, halfrond paleis in Louis XVI-stijl laten bouwen, voor hemzelf en zijn echtgenote: prinses Carolina van Oranje-Nassau.  Het paleis kwam leeg te staan omdat de bewoners  naar Duitsland uitgeweken waren als gevolg van de politieke situatie.

Na een privaat gefinancierde verbouwing was er een klein theater gerealiseerd waar maximaal 712 toeschouwers en plaats konden vinden. De Koninklijke Schouwburg werd in 1804 feestelijk ingewijd. Er speelden twee gezelschappen in het  Theater.

  • De Hollandsche Schouwburg speelde Nederlandstalige theaterstukken.
  • Het Théâtre Français bracht Franstalig muziektheater.

Frans was in  Den Haag nog steeds de voertaal, voor verfijnde smaak  van de elite en voor wie minder te besteden had maar wel van opera hield, waren er goedkopere voorstellingen
Het was een mondig publiek; zangers die niet bevielen, werden uitgejouwd. In 1825 liepen de gemoederen zo hoog op tijdens een slecht beoordeelde tenor, dat politie en soldaten ingezet moesten worden om de orde te herstellen.

Er was een nu niet te evenaren veelzijdig aanbod aan Franse opera in vele genres. Daarnaast werden, vertaalde, Italiaanse en Duitse opera's toegevoegd aan het repertoire. Het was een avondvullend programma met meerdere stukken op het programma. De voorstellingen begonnen vaak al om half zeven. Meestal kon het publiek op één avond meerdere stukken zien. Het Théâtre Français voerde niet jaar in jaar uit dezelfde stukken op, maar voegde voortdurend nieuwe opera’s toe aan het repertoire. De voorstellingen werden steeds indrukwekkende toen men gebruik ging maken een theatermachine, voor effecten.

Het publiek, dat in de eerste decennia van het Théâtre Français vooral luchtige komedies had gezien, raakte verwend door de grootse spektakelstukken. De productiviteit van het gezelschap moet duizelingwekkend zijn geweest.

Het Théâtre Français wordt vaak omschreven als een gezelschap dat kon zwemmen in het geld.  Koning Willem II had het gezelschap van 1840 tot 1851 geadopteerd en spendeerde aan zijn opera jaarlijks een klein fortuin. Bovendien stelde hij zijn voltallige hoforkest ter beschikking. ‘Alles was er in overvloed, decors, wapenrustingen, rekwisieten, meubels, behangsels, kostuums, alles was even betoverend en prachtig.’ De gages waren vorstelijk. Sterzangers  en  de grote virtuozen van die tijd, zoals  Franz Liszt traden op.

Zoon Koning Willem III bezuinigde flink op dit project van zijn vader en dat werd het begin van het einde. In een ruim een eeuw tijd, was Den Haag niet meer voornamelijk een hofstad en daarnaast er waren concurrerende gezelschappen met Italiaanse opera.  Op zondag 4 mei 1919 gaf het Théâtre Français zijn laatste voorstelling.

 

 

Les Comediens Français

De informatie over de rondreizende troupes toneelspelers geeft een mooi beeld van hoe het leven en werken van enkele Magito voorouders eruit kan hebben gezien. Het vinden van informatie was echter verre van makkelijk en er valt nog steeds veel uit te zoeken. Om die reden staat hieronder voor sommigen een te gedetailleerd verhaal. Details kunnen in een later stadium nuttig zijn om ontbrekende puzzelstukken te vinden.

Literatuur over de rondreizende toneelgezelschappen
W Schrickx schreef in 1966 over de in zeventiende en achttiende eeuw door Europa rondtrekkende  groepen toneelspelers  het boek:
French, Italian, Spanish and German Actors and Others Artists at Ghent (1575-1700)Jan Fransen deed onderzoek naar ‘Les Comédiens Français en Hollande’ en schreef een gelijknamig boek daarover. Beide publicaties heb ik gebruikt om beeld te krijgen van de omstandigheden waarin Alexis Magito leefde en werkte. Naar aanleiding van een lezing door J Fransen in Den Haag over dit onderwerp, verscheen een leuk artikel  daarover in Historia in het Nederlands

Gent was in de door W Schrickx onderzochte periode, deel van de Spaanse Nederlanden. De door West-Europa rondtrekkende troepen bevatten acteurs van alle nationaliteiten . Rondtrekkende Franse troepen acteurs en actrices vormden de meerderheid.



Deze groepen toneelspelers werkten in de traditie van de Commedia dell’arte, wat betekent dat de theatrale presentaties sterk leunden op pantomime, clowneske trucs en acrobatiek en dat er bepaalde traditionele types getoond werden, zoals de opschepperige soldaat, de minnaar, de betweter, enzovoort. Het zou echter onjuist zijn te veronderstellen dat van gesproken taal geen gebruik werd gemaakt. Vanuit Frankrijk en Spanje deden de groepen vaak Gent aan, in die tijd behorend tot de Nederlanden.

Four Commedia dell’Arte Figures claude-gillot Public Domain

https://picryl.com/media/four-commedia-dellarte-figures-claude-gillot-e2f7d6

 

Aanvankelijk waren het groepen van circa tien acteurs; later in de zeventiende eeuw  werd het personeelsbestand uitgebreid door toevoeging van  speciale functies zoals die van portier, omroeper, kassier, enzovoort. In een later stadium werd het gezelschap, de Troupe,  zo groot dat rondreizen omslachtig of zelfs onuitvoerbaar werd, met als gevolg dat de Troupes een voorkeur ontwikkelden om zich te vestigen op een bepaalde plaats. Hiermee ontstaat ook een geleidelijke verschuiving in de dramatische presentatie van louter commedia dell'Arte acteren en improviseren, naar een meer persoonlijke stijl van optreden.
De komst van de opera in heel Europa, aan het einde van de zeventiende eeuw, maakt het voor theaterbeoefenaars noodzakelijk om zich te concentreren op hun eigen specifieke zangvaardigheden en minder op de muzikale begeleiding of mechanische vindingen en louter visuele effecten.
NB Stamgrootvader Jacques Bastaron, Bariton en lid van de Musique du Roi trad als mannelijk solist op in de eerste Franse Opera.

Kirmesszene mit Figuren der Commedia dell'arta Public  Domain
https://picryl.com/media/kirmesszene-flamisch-18jh-commedia-abef1d


Interessant om te onthouden is dat in februari 1593 er een Franse Troupe  onder leiding van Châteauvieux werkte in Saint  Omer.
Saint Omer ligt nog geen vijfentwintig kilometer van Ardres, het dorp waar Alexis en Philippe Magito in de jaren vijftig van de zeventiende eeuw werden geboren. Deze Troupe kwam ook in Gent terecht.


Pollidor dit Châteauvieux (Côme de la Gambe, dit) die in 1593 en waarschijnlijk ook in 15997 in Saint-Omer speelde wordt vermeld als komische acteur in verschillende bronnen uit het einde van de 16e en het begin van de 17e eeuw. Hij was kamerdienaar van Henri III en van de hertog van Nemours; hij reciteerde verschillende komedies en tragedies voor Charles IX en Henry III. Hij had rond 1560 de toneelstukken voor Jodès geschreven.

Nog interessanter is het volgende
Een favoriet bij het Gentse publiek was de groep onder leiding van Nycolas de la Piere, die Gent driemaal bezocht.
In het register van de Armenkamer van Gent wordt de afdracht voor de armen genoteerd:

  • maart 1624 (f. 231),
  • maart 1627 (f. 200) 
  • maart 1628 (f. 203) Uit de derde betaling blijkt, dat de groep bestond uit inwoners van Calais.. Deze troupe hield zich vooral bezig met  koorddansen, voltigeren en springen (acrobaten). De activiteiten waarmee Pieter Magito en zijn directe familie in de achttiende eeuw jarenlang adverteerden, lijken daar sterk op.

    NB de oude naam van Calais is Petresse of St Pierre

 

Armenkamer Gent
French, Italian, Spanish and German Actors and Others Artists at Ghent (1575-1700)Willem Schrickx

Betaalt  Nycolas dela Piere en zijn consorten uit Calais het bedrag van 30 (?). Zij hebben ook aan het college  hun voltigeer kunsten op het koord en andere rariteiten als springen getoond

Werkhypothese
Het is redelijk om aan te nemen dat in de omgeving waar de Magito's woonden, ook toen Anthoine en Marie hun gezin stichtten, er een koorddansende, voltigerende en acrobaten bevattende groep rondreisde. Een groepen die misschien ook wel optrad voor  Engelsen die daar waren gelegerd of die in Engelse enclaves woonden. Deelname door Anthoine aan deze groep zou een verklaring voor Anthoines  bijnaam, Langlois, kunnen zijn, en voor een  betrokken zijn bij opvolgers van de troupe koordansers en acrobaten in Pas de Calais.

De troupe kon tijdens perioden met oorlogsgeweld niet optreden en de acteurs zullen zonder inkomsten hebben gezeten. Het toneelgezelschap  moest om die reden wellicht de streek verlaten. Tijdens de oorlogshandelingen rond Ardres, was het voor Anthoine en Marie dé manier om de onveilige streek te verlaten. Reizen met een Troupe zou niet alleen veiliger geweest zijn, en eenmaal buiten het gebied waar gevochten werd, onderweg naar het noorden, kon worden gewerkt en kon geld worden verdiend waardoor het ook financieel haalbaar werd. Het maakte de duur van de reis wel langer. Uiteindelijk kwam het gezin in Amsterdam, in de Duvelshoek terecht. In Amsterdam en omgeving woonde familie en in de Duvelshoek werden ook marionettenspelers aangetroffen volgens het Amsterdams stadsarchief. Marionettenspelers waren in die tijd veelal acteurs en misschien waren deze marionettenspelers wel de Magito's die zich daar gesetteld hadden.

In België heb ik nogmaals, zonder resultaat, gezocht naar eventuele gepubliceerde geboortes / overlijden van Magitot/ Langlois kinderen. De naam Magito is zeldzaam, er zijn dan ook maar weinig mensen die de familie echt in detail hebben onderzocht. Er zijn vele jaargangen  van doopboeken in iedere parochie. Doorlezen van een willekeurig doopboek in de hoop iemand te vinden, is zoeken naar een speld in meerdere hooibergen. Inmiddels zijn er ook in België steeds meer parochieregisters geïndexeerd wat zoeken wel vergemakkelijkt. Maar het blijft een klus, want in welke stad en in welke parochie ga je zoeken? Misschien moet ik toch eens de parochies van Gent gaan onderzoeken.

Les Comédiens Ambulants 1795 Metropolitan Museum of Art. CC0
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:

Hoe zou het leven van een lid van een rondreizende toneel groep uit gezien hebben?

I
In 1958 verscheen het ‘Bulletin de la Société d'études du XVIIe siècle’, waarover geschreven wordt in  La France Pittoresque11. In dit artikel wordt de geschiedenis en het leven van de rondreizende toneelgezelschappen beschreven. Op het platteland van Frankrijk zouden in de zeventiende eeuw zo'n achthonderd acteurs rondgereisd hebben. Een klein deel hiervan bereikte Parijs.
In 1673 schreef Samuel Chappuzeau, een toneelschrijver uit Lyon,  Le Théâtre François over de geschiedenis van het Franse toneel in de zeventiende eeuw.
Wie was Chappuzeau? Chappuzeau speelde onder meer een belangrijke rol bij het "ontdekken" van Molière toen hij het reizende gezelschap van Molière in 1656 een lovende recensie gaf in zijn boek Lyon dans son lustre.In 1648 reisde Chappuzeau naar Nederland, waar hij bevriend was met wetenschappers onder wie Comenius , Claude Saumaise en Constantijn Huygens . In 1656 keerde hij terug naar Amsterdam en in 1659 werd hij benoemd tot leermeester van de jonge prins Willem III van Oranje , de latere koning van Engeland. Een serieuze bron dus deze Chappuzeau.

Chappuzeau had twaalf of vijftien troepen geïdentificeerd, maar er waren er meer. Deze groepen volgden ongeveer dezelfde regels als toneelgezelschappen van Parijs. In deze gezelschappen werd de toneelkunst geleerd,  en in Parijs konden ze ook lessen van de meesters van de toneelkunst krijgen en op de hoogte blijven van nieuwste ontwikkelingen. 

De vastentijd was een tijd van gedwongen werkloosheid. De rondtrekkende acteurs verzamelden zich in Parijs, waar vervolgens een echte banen- en wervingsmarkt tot stand kwam. Troepenleiders rekruteren hun metgezellen voor volgend seizoen en legden deze vast via de notaris. Deze activiteiten in de vastentijd verklaren waarom bijna al deze contracten zijn gedateerd op een dag in februari, maart of april.
De contracten bevatten over het algemeen een contractbreukclausule, een verzekering tegen de ontrouw van de acteurs. De hoogte van de boete was gemiddeld 500 tot 1.000 pond; een erg hoge boete voor een krappe portemonnee.
Het aantal troepen met contracten bedroeg vijfenvijftig, al dan niet gepubliceerd in notariële archieven.  Contracten werden bijna altijd in Parijs ondertekend en bij uitzondering in de provincies (verlengingen of vernieuwingen). Meestal is het contract voor een jaar, van de ene vastentijd tot de andere, bij uitzondering voor twee of zelfs drie jaar.

Antoine Watteau - Actors from the Comédie Française WGA25475 Public Domain

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Antoine_Watteau_-_Actors_from_the_Comedia

Elke troep had een leider, maar de acteurs waren in feite erg onafhankelijk; zij wilden allemaal gelijk zijn . Iedereen, ook de leider van de Troupe, kreeg een deel van de winst, de grootte was  afhankelijk van de ervaring. Na elk optreden werden overheadkosten ingehouden en de rest van de opbrengst  verdeeld in aandelen. De kostuums waren persoonlijk eigendom van de acteurs; de decors doorgaans van de leider van de Troupe.

Aan het begin van de zeventiende eeuw tot 1620, namen acteurs, als au pairs, jonge leerlingen in dienst. De kinderen van acteurs, die hun ouders volgenden, begonnen heel jong en kregen een veel kleiner deel van de winst. Beslissingen over waar gespeeld zou worden, werden genomen met een meerderheid van stemmen. Chappuzeau: ‘Bovendien komen ze maandelijks bijeen voor de algemene rekeningen, die worden opgemaakt door de penningmeester, die de gemeenschapskas bijhoudt, de secretaris die de registers bijhoudt, en de controleur’.  ’Over het algemeen leven ze moreel goed, ze zijn openhartig en houden rekening met iedereen, burgerlijk, beleefd, genereus’.

Grootte van de Troupe:  een dozijn acteurs, mannen en vrouwen, gegroepeerd vanwege hun vriendschappelijke relaties en vooral hun verwantschap; er ontstonden zo hele toneelspelende families, echte dynastieën van acteurs. Zangers en muzikanten maakten soms de groep compleet. Gezien de niet te ontkennen muzikale talenten van de Magito's, zou de muziek weleens de reden geweest kunnen zijn, dat Magito's als Anthoine terecht kwamen bij een troupe toneelspelers en vervolgens in de loop van tijd hun vaardigheden ontwikkelden, als koorddansers, al dan niet met wat hulp van de genen-poel in de troupe. De families Stampaert en Laverté heb ik, helaas ook via zoeken op muzikale of andere artistieke talenten, niet kunnen vinden. 

Platteland-comédiens traden op in de stad op tennisbanen; op het platteland in schuren en in de zomer in voor hen gebouwde openluchttheaters. De eerste vaste speelzalen verschenen pas in 1680 in de provincies, na een enthousiast ontvangst van het fenomeen Opera.
Voor ‘vrije troepen’  die hun kosten moesten betalen uit de inkomsten, was het leven erg zwaar  en onzeker. Veel gemakkelijker was het leven van de troepen, beschermd door een Staatshoofd of door een grote heer, die hun pensioenen betaalde, die kostuums, onderscheidingen of geschenken in geld aanbood. Vergelijkbaar met de vaste troepen van Parijs, die allemaal onderhouden werden door de koning. Deze groepen bleven dan ook langer bij elkaar. Ze traden in de eerste plaats op in zijn of haar paleizen en kastelen en alleen indien zij vrij waren, trokken ze met hun voorstellingen over het platteland, net als de vrije troepen.



Georges Mongrédien (1901-1980) publiceerde in 1961 een Biografisch Woordenboek van Zeventiende-eeuwse komieken.
Tussen 1590 en 1715  slaagde hij er in, meer dan achthonderd Franse professionele acteurs te identificeren en honderddertig rondreizende troepen.
Jongleurs, zangers en dansers staan helaas niet op deze lijst. Van de honderddertig troepen werden er achttien beschermd door Franse vorsten of prinsen en tweeëntwintig beschermd door buitenlandse vorsten en prinsen, te weten de koningen van Engeland, Zweden, Denemarken en Pruisen, de prinsen van Oranje, de prins van Ligne, de hertog van Brunswijk, de hertog van Hannover, de prins van Parma, de hertogen van Lotharingen , de hertog van Savoye, de keurvorst van Beieren, de keurvorst van Keulen en de keurvorst van Saksen

.

Georges Mongrédien (1901-1980) publiceerde in 1961 een Biografisch Woordenboek van Zeventiende-eeuwse komieken. Tussen 1590 en 1715  slaagde hij er in, meer dan achthonderd Franse professionele acteurs te identificeren en honderddertig rondreizende troepen.
Jongleurs, zangers en dansers staan helaas niet op deze lijst. Van de honderddertig troepen werden er achttien beschermd door Franse vorsten of prinsen en tweeëntwintig beschermd door buitenlandse vorsten en prinsen, te weten de koningen van Engeland, Zweden, Denemarken en Pruisen, de prinsen van Oranje, de prins van Ligne, de hertog van Brunswijk, de hertog van Hannover, de prins van Parma, de hertogen van Lotharingen , de hertog van Savoye, de keurvorst van Beieren, de keurvorst van Keulen en de keurvorst van Saksen.
Het gezelschap van de Prins van Oranje kwam tot 1629, elke zomer om optredens te geven, naar het Hôtel de Bourgogne in Parijs. In 1689 werd deze troupe onder Stadhouder-Koning Willem III , met de start van het koningschap van Engeland van Willem Hendrik van Oranje,  de Troupe van de koning van Engeland.

Al deze groepen Franse acteurs in dienst en loon van buitenlandse vorsten waren uitstekende vertegenwoordigers van het klassieke theater en ambassadeurs van de Franse cultuur in heel Europa. Over het algemeen bezoeken de troepen vooral de grote steden, waar ze een groot en gecultiveerd publiek weten te vinden(zetels van militaire regeringen, parlementen of provinciale staten)

 

De noordelijke helft van Frankrijk werd in de 17e eeuw meer bezocht dan de zuidelijke helft. De bergachtige zuidelijke streken waren moeilijker bereikbaar over de weg; de bevolking was laag opgeleid en sprak de ‘Langue d'Oc’, waardoor het Franse repertoire minder toegankelijk werd voor de bevolking.

De rondtrekkende acteurs werden gehuisvest in hotels; legden lange reizen af te voet, met zware, gehuurde karren voor hun bagage en hun decors . De reis per koets van Den Haag naar Parijs zou ongeveer vijftien dagen geduurd hebben. Bij aankomst in een nieuwe stad, was het na het vinden van een logeerplek noodzakelijk om een ​​podium te vinden in een hal, tennisbaan, schuur of een openluchttheater, dat haastig door de plaatselijke timmerman werd gebouwd.

De vijandigheid van de Kerk en de leden van de Gezelschap van het Heilig Sacrament veroorzaakte problemen. Acteurs werden geëxcommuniceerd omdat ze een ‘berucht’ beroep uitoefenden.

Er was toestemming om te spelen nodig van de burgerlijke autoriteiten, van de burgemeester. Er zou sprake zijn geweest van  jaloezie van de burgerlijke autoriteiten, op de privileges van de acteurs. Tijdens de in de zeventiende eeuw vaak voorkomende  perioden van hongersnood, schaarste of epidemie,  weigerde het gemeentebestuur de acteurs  toestemming om te spelen.

 

 

Jan Miel – Actors from the Commedia dell’Arte on a Wagon in a Town Square Public Domain

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Jan_Miel_%E2%80%93_Actors_from_the_Commedia_dell%E2%80%99Arte_on_a_Wagon_in_a_Town_Square.jpg#/media/File:Jan_Miel_–_Actors_from_the_Commedia_dell’Arte_on_a_Wagon_in_a_Town_Square.jpg

Er werden, om de betreffende bestuurders gunstig te stemmen, vrijkaartjes uitgedeeld. De troupe had dan ook waarschijnlijk wel iemand die  het goed communiceren met bijvoorbeeld het stadsbestuur op zich nam.  Als er een ziekenhuis in de stad was, moest er worden gezorgd voor een gratis voorstelling voor zieken en bejaarden. Ook moest er, in de provincie, geld afgedragen worden voor de armen; een vast bedrag van 50 of 100 pond of soms de opbrengst van de eerste, en meeste geld opbrengende, uitvoering. Maar weinig steden leverden genoeg publiek om een ​​langer verblijf mogelijk te maken. Dit betekende frequent op- en afbouwen, bagage pakken en verder trekken. Ongetwijfeld was er moed en een goed humeur voor nodig om de ongemakken van zoveel reizen te dragen. Maar voor velen was het een echte roeping, in de hoop,  één ​​van de grote troepen van Parijs te bereiken, om voor de koning aan het hof te spelen.

De Troupe van Molière reisde dertien jaar rond, voor de troupe zich in Parijs vestigde en om daar grote successen te behalen en te concurreren met de "Grands Comédiens" van het Hôtel de Bourgogne, die bijna allemaal in de provincie waren opgeleid en met het theater van de Marais.

Zeventiende eeuws toneel in noordelijke  en zuidedelijke Nederlanden

In de vijftiende eeuw werden overal in de Nederlanden rederijkerskamers gesticht. Rederijkers organiseerden bijeenkomsten waar toneelstukken werden opgevoerd en gedichten voorgedragen.Toneel had in de zeventiende eeuw tot doel het publiek  te scholen. Daarnaast was toneel een belangrijke vorm van amusement. Tot 1600 gebeurde dat in de beslotenheid van de kamers, daarna meer in het openbaar; betalend publiek werd toegelaten. In 1660 hadden de aalmoezeniers de eerste commerciële schouwburg van Antwerpen opgericht. Aalmoezeniers hielden zich bezig met de armenzorg. Door toneel te spelen en daar entreegeld voor te vragen – wat de rederijkers niet mochten, want zij kregen subsidies van de stedelijke overheid – hoopten ze winst te maken die dan naar de armen kon. Daarom moest hun schouwburg aantrekkelijk en fraai versierd zijn

 

De compaignie comedianten van den prince van Oraingen



Een zeer interessante vermelding komt uit in het armenkamer rekeningboek voor 1651- 1652

 

Armenkamer Gent
French, Italian, Spanish and German Actors and Others Artists at Ghent (1575-1700)
Willem Schrickx

Vanaf het begin van de zeventiende eeuw had het huis van de Prinsen van Oranje grote belangstelling voor theatervoorstellingen. Hierdoor ontstond soms wrijving tussen troupe en de stadsmagistraten van Den Haag over acteervergunningen die de spelers aanvroegen. Prins Maurits van Nassau (1567-1625) had al beschermelingen evenals zijn broer Frederik Hendrik die hem in 1625 opvolgde. Het gezelschap dat werd opgericht onder de titel van de Comédiens du Prince d'Orange bestond omstreeks 1638 uit de volgende Franse acteurs:

  • Anthoine de la Barre,
  • Anthoine Cossart,
  • Toussaint le Riche,
  • Sieur de Hautefeuille.


In 1647 nam Willem II van zijn vader de Troupe Francaise "over". Willem II was ook een groot theaterliefhebber, wat hem er overigens toe bracht, veel geld uit te geven aan het kopen van sieraden voor Franse actrices. Hij stierf voortijdig op vierentwintigjarige leeftijd in oktober 1650 en zo verloren de acteurs hun beschermheer en moesten ze bij de Staten-Generaal een vrijgeleide aanvragen om naar Brussel te reizen, waar ze in december 1650 een zaal huurden om in te spelen. Ondertekenaars van het huurcontract  waren de acteurs Beaulieu, Guérin en Philandre.
Na een optreden in Brussel volgde in juli 1651 Gent . In het verzoek dat ze deden aan de schepenen van de stad, vermeldden ze dat, bedienden niet meegerekend, de troupe in totaal uit twintig acteurs en actrices bestond. Zij leverden een overzicht van hun uitvoeringen in Antwerpen en Brussel aan.

Op 3 augustus 1651 organiseerde de gemeente Gent een weelderig banket in de herberg St. Laurent, dat maar liefst vijf uur duurde, waarbij de spelers in een of twee stukken optraden op een geïmproviseerd podium aan het uiteinde van de eetzaal. De acteurs noemden zichzelf "commédiens ayant esté en compaignie pour feu son Altesse d'Orange" (comédiens die de compagnie voor zijn overleden Hoogheid van Oranje zijn geweest). In 1653 zijn ze, na problemen in Brussel, kortdurend in Den Haag terecht gekomen. Na een gewonnen proces keren ze terug naar Brussel en nemen de naam "Comedianten van Madame d'Orléans "aan.

 

Armenkamer Gent
French, Italian, Spanish and German Actors and Others Artists at Ghent (1575-1700)  
Willem Schrickx

In 1662-1663 zijn de "commedianten van den Coninck van Inghelandt" (Charles II) in Gent

 

Armenkamer Gent
French, Italian, Spanish and German Actors and Others Artists at Ghent (1575-1700)
Willem Schrickx

Samenstelling troupe:

  • artistiek leider:Claude Jannequin, dit Rochefort; 
  • hoofdrolspeler Jean de Surlis (of des Urlis); Denis de Lavoy, ;
  • ondergeschikte en komische rollen Jean Pillay, dit de Lille,
  • verantwoordelijk  voor de productie rn andere taken Jacques Troche

De eerste acteurs die verschijnen onder de naam van de comédiens van de koning van Engeland waren Denis de Lavoy en Alcidor.
Ongeveer een half jaar later, maar vóór 30 juli 1663, arriveerde een gezelschap van Franse acteurs, Deze groep ontving meer dan het dan het dubbele van de vergoeding die de groep van Rochefort, zes maanden daarvoor ontving, Daarmee wordt duidelijk dat dit een belangrijke Troupe betreft   'Het is mogelijk dat  het gaat om de voormalige troupe Comédiens de Mademoiselle d'Orléans.

NB Denis Lavoys zoon komen we, op verzoek van Denis, met Alexis Magito , tegen bij de notaris in 's-Gravehage

Overigens is niet iedereen  er van overtuigd dat een Engelse Toneeltroupe in Gent op heeft getreden  in 1662. In die tijd, kort na de Restoratie, hebben er veertien buitenlandse acteergezelschappen in Engeland opgetreden. Slechts op individuele basis waren er Engelse acteurs in Frankrijk aanwezig (Joe Haines  die bij Molière' speelde). Het in het register van de Armenkamer genoemde optreden is de enige geregistreerde Engelse acteergroep  en er is sterke reden om te betwijfelen of dit bezoek inderdaad heeft plaatsgevonden. The King's Men van Thomas Killigrew,  gaf namelijk rond deze tijd rechtbank-optredens in Londen. Ook de troupe  van George Jolly was aantoonbaar in Londen in die tijd.

Onderstaande betalingsregistratie draagt bij aan de herkenning van een  Franse Troupe de Nederlanden. 
12 november 1685,

 

 

Armenkamer Gent
French, Italian, Spanish and German Actors and Others Artists at Ghent (1575-1700)
Willem Schrickx

Du Périer, dit François Du Mourier, geboren rond 1650 in Aix (Dictionnaire) speelde in het begin van zijn carrière  bij de Troupe van Molière. Zijn leven werd in detail beschreven door Georges Monval in zijn boek Le Laquais de Molière. In december 1681, november 1682 en februari 1683 in Den Haag, vlak voor zijn komst naar Gent , als acteur-manager, speelde Du Périer mee met de acteurs van de Prins van Oranje, onder regie van Brécourt. Later hier over meer

La Comédie-Française

 

La Comédie-Française, niet te verwarren met Les Comédiens Français, werd 18 augustus 1680, ruim drieëneenhalve eeuw geleden opgericht bij koninklijk bevel van Louis XIV door de troepen van het Hôtel Guénégaud (de theatergroep van Molière ) en die van het Hôtel de Bourgogne samen te voegen.

Intérieur de la Comédie-Française en 1790, Antoine Meunier , bibliothèque en ligne Gallica , Domain Public

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Paris_Comedie-Francaise.

In 1670 bestaan er in Parijs drie rivaliserende theatergroepen naast elkaar: de Marais-groep, de Hôtel de Bourgogne-groep en de Palais-Royal-groep onder leiding van Molière. Na de dood van Molière in 1673 vormen de acteurs van Marais en de acteurs van Molière bij koninklijk besluit een nieuwe groep die haar intrek neemt in het Hôtel Guénégaud aan de Rue Mazarine. In 1680 ontstaat na het overlijden van  La Thorillière, de Leider van de Troupe Hôtel de Bourgogne een definitieve fusie tot stand tussen de drie groepen. Daar was wel een bevel van Louis XIV voor nodig op 18 augustus.
Op 25 augustus geven de acteurs van het Hôtel de Bourgogne en die van het Hôtel Guénégaud – die voorheen deel uitmaakten van de groep van Molière, onder leiding van La Grange – hun eerste gezamenlijke optreden. Op 21 oktober werd in Versailles een decreet ondertekend dat de oprichting bevestigde van één enkele groep bestaande uit zevenentwintig acteurs en actrices die door de koning zijn gekozen vanwege hun uitmuntendheid, met als doel "de uitvoering van komedies perfecter te maken".

 

 

 


Deze enkele groep, La Comédie-Français, heeft het monopolie op optredens in het Frans, in Parijs en de omliggende gebieden. Op het repertoire staan ​​Corneille, Molière en Racine, maar ook Rotrou en Scarron.
De nieuw samengestelde groep bevat beroemde acteurs welke dat waren is terug te vinden via La Comédie-Française . De acteurs leven aanvankelijk  van het delen van de opbrengsten van hun shows. Vanaf 1682 ontvangt de groep een koninklijk pensioen van 12.000 livres.  De koninklijke bescherming heeft een prijs, zij worden strikter onderworpen aan koninklijke grillen en de inmenging van koninklijke afgezanten.
De bevoorrechte status van de "Comédiens du Roy" werd vaak aangevochten door de rivaliserende gezelschappen, het Théâtre de la Foire en vooral door de Comédiens-Italiens.

Plaque near the location of the former theatre of the Hôtel de Bourgogne Public Domain

Hôtel de Bourgogne Pierre-Alexandre Wille -1767, London, MacMillan, Public Domain
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:H%C3%B4tel_de_Bourgogne


Antoine Watteau - The Italian Comedians - Google Art ProjectFXD Public Domain
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Antoine_Watteau_-_The_Italian_Comedians_-

Mei 1697 worden de Comédiens-Italiens door Louis XIV, met onmiddellijke ingang uit Hôtel de Bourgogne gezet; het theater waar zij sinds 1680 optraden. De aanleiding was dat zij hadden besloten La Fausse Prude , de valse preutse, op te voeren, een toneelstuk dat rechtstreeks gericht was op Madame de Maintenon, Louis XIV's  geheime tweede echtgenote sinds 1683. In de tijd daarvoor was zij gouvernante van de kinderen van Louis XIV en Madame de Montespan.
Pas in 1716, na de dood van Louis XIV,  konden de Italianen terugkeren naar Parijs, en met de bescherming van de regent hervatten ze hun optredens onder leiding van Luigi Riccoboni

Départ des comédiens italiens en 1697, Gravure  van Louis Jacob, Louvre AGO552264-000_PE
https://collections.louvre.fr/ark:/53355/cl020552264

De oprichting van la Comédie-Française in 1680 luidde een nieuw tijdperk in de theatergeschiedenis in en tegelijkertijd tijd markeerde het de teloorgang van de gezelschappen van reizende acteurs, een neergang die hand in hand ging met de neergang van de commedia dell'Arte.

 

La Comédie-Française heeft sinds zijn komst verschillende zalen bezet.

  • 1680-1687: het theater van Guénégaud
  • Juni 1687: Franse acteurs worden op bevel van de koning uit het Hôtel de Guénégaud gezet.
  • 1689-1770: de Fossés Saint-Germain. NB op nummer 14 van de huidige rue de l'Ancienne Comédie in het 6e arrondissement van Parijs, herbergt dit gebouw uit het begin van de 17e eeuw een beroemde Jeu de Paume baan, voordat het in 1686 door de Franse acteurs werd omgevormd tot een theater. werd tot 1770 het Hôtel des Comédiens du Roi. Van 1739 werkte voorvader Philippe Alexis bij de Grande Troupe Étrangère, aan de Foire Saint-Germain, van Restier en de weduwe Lavigne.
  • 1770-1782: de machinekamer van het Tuilerieënpaleis
  • 1782-1793: de Luxemburgse zaal (Odéon theater)
  • 1799 tot heden: de Richelieu-zaal ontworpen door architect Victor Louis

Broodnijd


De reizende gezelschappen die hun optredens gaven op de jaarbeurzen / Foires van Saint-Laurent en Saint-Germain, op de boulevards, waren al vroeg het doelwit van de ergernissen van de grote theaters. Bondgenoten van de reizende Troupen waren het gewone volk, dat nauwelijks andere shows kende. De vaste Theaters hadden de magistratuur op hun hand. Beetje bij beetje organiseerden de reizende gezelschappen zich en ging de kwaliteit van de comédiens omhoog. Zij bouwden vaste boxen, namen het repertoire in beslag van Italiaanse acteurs die in 1697 waren verbannen.

Foire_Saint-Laurent_from_Essai_sur_l'histoire_du_theatre public Domain

Plan de la Foire de Saint-Germain - Iollain - Venard

La Comédie-Française kwam toen tussenbeide; de acteurs van de Foires werden uiteindelijk veroordeeld  tot 1.500 pond schadevergoeding. Door de traagheid van de procedures konden de vervolgden hun optreden op de jaarmarkten van 1704 en 1705 voortzetten. In 1706 kreeg la Comédie Française toestemming om de theaters van de reizende gezelschappen te slopen. De arme ondernemers, in acuut gevaar, vroegen om de bescherming van kardinaal d'Estrées, abt van Saint-Germain, eigenaar van het land waarop deze lodges/ boxen zijn gebouwd; land dat de kardinaal erg duur verhuurde. De kardinaal diende een verzoek in bij de Grote Raad om de acteurs te laten blijven, maar dat werd door het parlement op 22 februari 1707 verworpen.

Er is sprake geweest van een jarenlange uitwisseling van acteurs tussen de Haagse Troupe en die van het Hôtel de Bourgogne in Parijs.
Alexis oudste zoon, en mijn voorvader Philippe, acteur, pantomimespeler en koorddanser, vertrok tussen 1707, het incident met de Koorddanseres en de aanschaf van de tent in 1726, naar Brussel en Parijs. In Parijs woonde hij in de directe omgeving van  het Hôtel de Bourgogne. Bij mij roept dat vragen op; tot nu toe helaas geen antwoorden. Wel bekend is  dat Philippe zich aansloot bij de Grande Troupe Étrangère, aan de Foire Saint-Germain, van Restier en de weduwe Lavigne, voordat hij "showondernemer" werd (1741-1762).


Théâtre Royal Français de la Haye, 's-Gravenhage

Leeg paleis wordt Koninklijke schouwburg
Ooit was de Koninklijke Schouwburg  het grootste operahuis in het land en bijna nergens in Europa kon je zoveel Franse opera’s bewonderen als in 's-Gravenhage en dat dankzij het Théâtre Français de la Haye, de kroon op een lange Haagse toneeltraditie.

In de zeventiende en vroege achttiende eeuw speelden rondreizende troupen Franse stukken in kaatsbanen en ‘pikeurschuren’ (maneges). De Troupe van Alexis Magito vertrok naar de Casuariestraat waar in 1702 de eerste voorstellingen plaatsvonden. Het was een  vrij armoedig gebouw waar de elite van Den Haag de voorstellingen bezocht.
Locatie: De stallen van Ritzenthaler, stalhouder, tegenover Blijenburg, hoek Comediestraat, vormden vroegere Theatre Français. Ik vraag me af of dit overeenkomt met de Casuariestraat; waarschijnlijk is dit de afgesplitste groep.

De Theaterzaal die vrij klein was, zag er in de dagen na de Revolutie niet smaakvol uit. Het toneelscherm was een potsierlijke vertooning, wegens de daarop geschilderde symbolische voorstelling  van het altaar der liefde, waarover plompe cupido's fladderden, terwijl de daarbij behoorende gratiën, als lobbesachtige meisjes met bolle wangen en vlaskleurig haar stonden afgebeeld. De middelste loge , voorheen van de Stadhoudelijke familie  was in die dagen bestemd voor de Leden van het Uitvoerend Bewind.

(Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | 1900 | pagina 214)


Ten tijde van het stadhouderschap had de comedie goede dagen gekend. . Een kleine eeuw later  kwam er om de hoek van de Comedie  een nieuw theater aan het Korte Voorhout. Karel Christiaan van Nassau-Weilburg, de zwager van stadhouder Willem V, had daar een,klein, halfrond paleis in Louis XVI-stijl laten bouwen, voor hemzelf en zijn echtgenote: prinses Carolina van Oranje-Nassau. Het paleis stond leeg omdat de bewoners  naar Duitsland uitgeweken waren als gevolg van de politieke situatie. Na een privaat gefinancierde verbouwing was er een klein theater gerealiseerd waar maximaal 712 toeschouwers en plaats konden vinden. De Koninklijke Schouwburg werd in 1804 feestelijk ingewijd.

Er speelden twee gezelschappen in he  Theater.

  • De Hollandsche Schouwburg speelde Nederlandstalige theaterstukken.
  • Het Théâtre Français bracht Franstalig muziektheater. Frans was in  Den Haag nogsteeds de voertaal.
    voor verfijnde smaak  van de elite en voor wie minder te besteden had maar wel van opera hield waren er goedkopere voorstellingen
    Het was een mondig publiek; zangers die niet bevielen, werden uitgejouwd. In 1825 liepen de gemoederen zo hoog op tijdens een slecht beoordeelde tenor dat politie en soldaten ingezet moesten worden om de orde te herstellen.

Er was een nu niet te evenaren veelzijdig aanbod aan Franse opera in vele genres. Daarnaast werden, vertaalde, Italiaanse en Duitse opera's toegevoegd aan het repertoire. Het was een avondvullend programma met meerdere stukken op het programma.

De voorstellingen begonnen vaak al om half zeven. Meestal kon het publiek op één avond meerdere stukken zien. Het Théâtre Français voerde niet jaar in jaar uit de zelfde stukken op, maar voegde voortdurend nieuwe opera’s toe aan het repertoire. De voorstellingen werden steeds indrukwekkende toen men gebruik ging maken een theatermachine, voor effecten

Het publiek dat in de eerste decennia van het Théâtre Français vooral luchtige komedies had gezien, raakte verwend door de grootse spektakelstukken.. De productiviteit van het gezelschap moet duizelingwekkend zijn geweest.

De hobby van Koning Willem II
Het Théâtre Français wordt vaak omschreven als een gezelschap dat kon zwemmen in het geld.  Koning Willem II had het gezelschap van 1840 tot 1851 geadopteerd en spendeerde aan zijn opera jaarlijks een klein fortuin. Bovendien stelde hij zijn voltallige hoforkest ter beschikking. “Alles was er in overvloed, decors, wapenrustingen, rekwisieten, meubels, behangsels, kostuums, alles was even betoverend en prachtig.” De gages waren vorstelijk. Sterzangers  en  de grote virtuozen van die tijd, zoals  Franz Liszt traden op.
Zoon Koning Willem III bezuinigde flink op dit project van zijn vader en dat werd het begin van het einde.
In een ruim een eeuw tijd,was Den Haag niet meer voornamelijk een hofstad en daarnaast er waren concurerende gezelschappen met Italiaanse opera.  Op zondag 4 mei 1919 gaf het Théâtre Français zijn laatste voorstelling